We hebben de manier om een tijdlijn te maken gedetailleerder uitgelegd. Onderstaande tekst vervangt de tekst op pagina’s 91 en 92.
MAAK EEN TIJDLIJN
Een tijdlijn kun je het beste in twee stappen maken: de eerste stap (de deelvragen 1 t/m 6) dient om alle actoren in het verhaal op te sporen; de tweede stap (deelvragen 7 t/m 12) om hun rol in het verhaal te beschrijven:
- Daders: Welke individuen, bedrijven of organisaties veroorzaken het probleem? Zonder wie was het probleem er niet geweest?
- Bemiddelaars en handlangers: Welke individuen, bedrijven of organisaties dragen bewust of onbewust bij aan het probleem? Wie leveren de financiële middelen, kennis, instrumenten, grondstoffen, onroerende goederen, transportmiddelen, menskracht en/of toestemming?
- Slachtoffers: Welke individuen, bedrijven of organisaties worden getroffen door de situatie? Wie zien hun welvaart, welzijn, veiligheid, gezondheid, vrijheid of invloed afnemen?
- Profiteurs: Welke individuen, bedrijven of organisaties profiteren van de situatie? Wie zien hun welvaart, welzijn, veiligheid, gezondheid, vrijheid of invloed toenemen?
- Getuigen: Wie signaleren het probleem? Welke toezichthouder, opsporingsdienst, controle-instantie, onderzoeker, wetenschapper, rechter, hulpverlener, journalist, NGO, vakbond, actiegroep, burger, toeschouwer of voorbijganger ziet, ontdekt, inspecteert, controleert, bestudeert of onderzoekt de situatie?
- ‘Helden’: Welke individuen, bedrijven of organisaties hebben een concrete oplossing voor het probleem? Wie kunnen een oplossing (alternatief) in de praktijk laten zien? Wie steken hun geld of energie in het vinden van een oplossing? Welke vooraanstaande mensen steken hun nek uit voor een oplossing?
- Hoe veroorzaken de daders het probleem? Een dader doet vaak een van de volgende dingen: adviseert, bedreigt, beloont, berekent, beschadigt, bestelt, bestudeert, betaalt, bevestigt, bouwt, delft, doodt, gebruikt, geeft, huurt, installeert, instrueert, investeert, koopt, maakt, meet, neemt, ontdekt, ontvangt, produceert, repareert, schrijft, steelt, telt, test, verdeelt, verklaart, verkoopt, vernielt, vertelt, vervoert, vervuilt, verwondt.
- Hoe dragen de bemiddelaars en handlangers bij aan het probleem? Een bemiddelaar of handlanger kan op drie manieren een rol spelen:
- Hij/zij bedreigt de belangen van de dader óf biedt hem/haar juist uitzicht op verbetering. Dit noemen we het ‘motief’ of de ‘aanleiding’ voor de gebeurtenissen.
- Hij/zij helpt de dader aan de noodzakelijke middelen (zoals geld, kennis, instrumenten, grondstoffen, onroerende goederen, vervoermiddelen, menskracht of toestemming) om het probleem te kunnen veroorzaken. Dit noemen we de ‘middelen’.
- Hij/zij neemt barrières weg voor de dader zodat hij/zij het probleem kan veroorzaken. Denk aan een fysieke afstand of een administratieve hindernis. Dit noemen we de ‘gelegenheid’.
- Hoe reageren de slachtoffers op de situatie? Een slachtoffer reageert vaak door te protesteren, terug te vechten, hulp te zoeken, zich aan te passen, het nadeel te compenseren of te vluchten.
- Hoe reageren de profiteurs op de situatie? Een profiteur reageert vaak door (luxe) artikelen te kopen, te investeren, nieuwe activiteiten te ontplooien, macht uit te oefenen, te delen of anderen te helpen.
- **Hoe signaleren getuigen de situatie? En hoe reageren ze op wat ze zien?**Een getuige signaleert vaak door langs te lopen, een bezoek te brengen, informatie (data) te verzamelen of een test te doen. De getuige reageert vaak op wat hij/zij ziet door te alarmeren of de slachtoffers te helpen
- Hoe lossen de ‘helden’ het probleem op? Een ‘held’ handelt vaak op een alternatieve manier, zoekt actief naar een oplossing of pleit voor een oplossing.
Onderaan pagina 98 voegen we het volgende toe:
REIS OOK DOOR DE RUIMTE