Onderzoeksjournalist, het is een beroep dat in de beeldvorming is uitgegroeid tot mythische proporties. Wanneer ik vroeger op feestjes vertelde dat ik journalist was, kreeg ik vaak de vraag: ‘Maar ben je dan ook ónderzoeksjournalist?’ Deze vraag ging vaak gepaard met een verwachtingsvolle blik van mijn gesprekspartner, omdat een bevestigend antwoord me zou transformeren van een saaie stukjestikker naar een superheld die achter slechteriken aangaat. Ook masterstudenten die bij mij het vak Onderzoeksjournalistiek volgen, hebben vaak hoge verwachtingen. Ze zien onderzoeksjournalistiek als een middel om via het onthullen van misstanden bij te dragen aan economische, juridische, sociale en politieke veranderingen.
Aan belangstelling en ambitie dus geen gebrek. Maar hoe groot de idealen ook mogen zijn, menig aspirant-onderzoeksjournalist worstelt met de vraag waar te beginnen. Het beroep onderzoeksjournalist is immers in de populaire cultuur maar al te vaak teruggebracht tot het domein van kettingrokende excentriekelingen die (al dan niet gehuld in regenjas) kuchende bronnen in parkeergarages ontmoeten. Dergelijke Hollywoodbeelden staan haaks op de dagelijkse praktijk van hedendaagse onderzoeksjournalistiek. Want uiteindelijk bestaat een flink deel van het werk toch uit grasduinen in (online) archieven, het aanleggen van excelletjes, wachten op ingediende WOO-verzoeken, het doorakkeren van sociale mediaprofielen en vooral heel veel kopjes koffie doen met experts die van de hoed en de rand weten.
De nieuwe druk van het Handboek voor Onderzoeksjournalisten: van vermoeden tot verhaal is een kompas voor iedereen die zich wil wagen aan het blootleggen en onthullen van individuele misstanden, systematische weeffouten en democratische tekortkomingen die anders verborgen zouden blijven. Het is ook een essentiële handleiding om in complexe onderzoeken het overzicht te bewaren. Want nog nooit hadden onderzoeksjournalisten zoveel bronnen en tools tot hun beschikking; denk aan steeds toegankelijkere databronnen, digitale archieven en getuigenissen op sociale media. En nog nooit maakte de overvloed aan informatie het werk zo veelomvattend als het gaat om het filteren, verifiëren en contextualiseren van al die gegevens (inclusief het organiseren van het onderzoeksmateriaal), zeker wanneer daarbij ook nog de fundamentele journalistieke principes hoog in het vaandel staan.
Dit handboek biedt niet alleen handvatten en technieken voor elke (aspirant-)onderzoeksjournalist zoals manieren om informatie te verifiëren, maar laat daarnaast ook zien hoe je complexe en gelaagde onderzoeken opzet. Hierbij maken Sengers en andere auteurs veelvuldig gebruik van voorbeelden uit de praktijk, waardoor methodologische instrumenten en normatieve principes direct concreet toepasbaar zijn. Andersom dagen ze in de verschillende hoofdstukken de onderzoeksjournalistieke beroepsgroep ook uit om juist uit te zoomen van de details en op een hoger abstractieniveau naar het bronmateriaal te kijken.
Het Handboek voor Onderzoeksjournalisten is daarmee niet alleen een handleiding, maar ook een pleidooi om wetenschappelijke instrumenten in te zetten, waaronder hypothesevorming, systematisch bronnenonderzoek en ingebouwde momenten van kritische reflectie. Deze combinatie kan ik als voormalig onderzoeksjournalist én wetenschapper alleen maar aanmoedigen, zeker nadat ik zelf tijdens het schrijven van mijn proefschrift mocht ervaren hoe complementair beide benaderingen aan elkaar zijn. Als onderzoeksjournalist werd ik nog systematischer en analytischer, andersom kon ik meer dan eens een doorbraak in mijn wetenschappelijke onderzoek forceren door verschillende stijlen van interviewen in te zetten.
Het inzicht dat onderzoeksjournalistiek en wetenschap deels met elkaar overlappen en elkaar daarnaast aanvullen, is overigens niet nieuw. Zo vergeleek Philip Meyer in 1973 de dagelijkse (onderzoeks)journalistieke praktijk al met het doen van sociaalwetenschappelijk onderzoek. In zijn methodologische handboek Precision Journalism reikte hij wetenschappelijke instrumenten aan waarmee journalisten hun eigen werk konden verbeteren. Dit handboek is dan ook een logisch vervolg binnen deze traditie, passend bij het huidige tijdsgewricht, verrijkt met de nieuwste inzichten en aangevuld met noodzakelijke ethische reflectie.
Tijdens mijn colleges is dan ook veelvuldig gebleken dat het Handboek voor Onderzoeksjournalisten van onschatbare waarde is. De combinatie van een wetenschappelijke benadering en concrete handvatten en instrumenten bereidt studenten in alle opzichten voor op de intellectuele en praktische uitdagingen van de moderne onderzoeksjournalistiek. Het is het handboek dat ik zelf destijds graag had willen hebben, toen ik mijn eerste stappen in het onderzoeksjournalistieke landschap zette. Bijzonder waardevol zijn de hoofdstukken die gaan over hoe om te gaan met weerstand en tegenstand, aangezien elke onderzoeksjournalist vroeg of laat in zijn of haar carrière te maken krijgt met ingehuurde pr-kantoren en advocaten die hoog van de toren blazen.
Maar bovenal is het handboek een ode aan de kern van goede onderzoeksjournalistiek: het stellen van de juiste vragen, het zorgvuldig verifiëren van informatie en het onthullen van dat wat anders verborgen zou blijven. Voor studenten, aspirant-onderzoeksjournalisten én doorgewinterde oude rotten is Handboek voor Onderzoeksjournalisten dan ook een solide fundament waarin onomstotelijk is gedocumenteerd wat onderzoeksjournalistiek kan én moet zijn.
Prof. dr. Nikki Sterkenburg, bijzonder hoogleraar Onderzoeksjournalistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam Augustus 2025